Walter Trout behoeft nauwelijks introductie. Met meer dan 30 albums op zijn naam en een carrière van ruim 50 jaar is het een understatement om te zeggen dat hij een ervaren rot in het vak is. Trout werd in 1951 in Atlanta geboren. Eerst speelde hij nog trompet, maar op 12-jarige leeftijd schakelde hij definitief over op de gitaar. De Beatles, B.B.King, Muddy Waters en vooral Paul Butterfield waren zijn voorbeelden. Zijn eerste bandje speelde in hetzelfde clubcircuit als Steel Mill, waarvan de zanger en gitarist niemand minder dan Bruce Springsteen was. Trout verging het ook niet slecht toen hij in 1984 ging spelen bij de legendarische John Mayall en de Bluesbreakers. In 1989 neemt zijn loopbaan een onverwachte wending als Mayall te ziek is om te zingen en Trout hem vervangt, waarna hij zijn eigen band begon met Jimmy Trapp op basgitaar, Daniel 'Mongo' Abrams op hammondorgel en drummer Leroy Larson. In 1991 werd hun debuutalbum "Life in the Jungle" uitgebracht. Inmiddels zijn we vele jaren en vele geroemde solo platen verder, ontving Trout een European Guitar Award, en mag hij zich in één rijtje scharen met Slash en Brian May. Het mag duidelijk zijn dat deze man de blues in de vingers heeft. Hij zou kunnen rusten op zijn rijke verleden en de fakkel doorgeven aan een jongere generatie, maar dat past niet bij de altijd hongerige Trout. Hij blijft een artiest die wil groeien, vernieuwen en relevant blijven. Het resultaat hiervan is te horen op zijn laatste album "Broken", waar hij flirt met andere genres, gecombineerd met scherpe teksten en onverwachte samenwerkingen. Deze bluesveteraan weet nog altijd van geen ophouden. In Ospel bewees hij maar eens te meer waarom hij zich met recht een van de grootste bluesgitaristen mag noemen! Rond de middag hadden we in zijn hotel een aangenaam en gemoedelijk gesprek met deze muzikant die nog steeds een belangrijke factor in de hedendaagse blues is.